Familie naam "van Nigtevecht" Historie en anekdotes

Familie-register, trouwboekje van Joost Cornelis en Cornelia vander Made

Mijn opa Joost Cornelis (1906)(midden boven) in het leger.

Joost Cornelis heeft voor de spoorwegen in diverse plaatsen gewoond, zoals BroekopLangedijk en Vogelenzang. Van 1934 tot ergens in 1939 heeft hij op station station Vogelenzang- Bennebroek gewerkt, waar mijn vader (Jan) geboren is in de rechter woning boven het station (Leidschevaart 34).
Later is het gezin weer naar Weesp gegaan, waar ze op eerst op de Meidoornlaan en later op de Korte Stammerdijk hebben gewoond.

Weesp Ossenmarkt Noordzijde.

1950

Op de Ossenmarkt 17a in Weesp heeft Boer Jan van Nigtevecht een boerderij en een stal. Deze stal was voorheen een spoelhok van een wasserij. De stal is tijdelijk ingericht als behuizing voor een ouder (zwervers) echtpaar. In Weesp staan zij bekend als 'Jozef en Maria in de stal'.
Boer Jan was de vader van mijn opa, Joost Cornelis van Nigtevecht.
Boer Jan van Nigtevecht was een "binnenboer" of wel stad-boer, had een hooizolder en zijn land lag in de Aetveldsepolder. Joost Cornelis wilde moderniseren, b.v. een tracktor kopen, om de koeien naar de veemarkt in Hilversum te brengen. Dan hoefde je niet meer te lopen en kon je meer doen op de boerderij. Boer Jan was namelijk geen boer die beesten had voor de melk, maar voornamelijk voor de handel. Maar boer Jan wilde niet weten van moderniseren. Door deze strubbelingen, wilde Joost Cornelis niet meer boeren en hing zijn klompen aan de wilgen. Hij is hierop bij de spoorwegen in dienst getreden.

Familie-register, trouwboekje van Jan en Klasina

Vóór dat boer Jan op de Ossenmarkt woonde had hij een pand aan de Hoogstraat, daar waar nu het politiebureau is.

Jan liep altijd van het Aetsveld naar huis, met de een juk met emmers melk.

Hier staat Jan in 1907 op het Binnenveer.

Andere binnen-boerderijen Familie van Nigtevecht.


Boerderij van Nigtevecht Kapelsteeg

Boerderij Cornelis van Nigtevecht Nieuwstad

Melktijd op land van C van Nigtevecht Nieuwstad aan de Korte Muiderweg

Boer van Nigtevecht (Kapelsteeg) had een hooizolder en zijn land lag in de Aetveldsepolder.
Boer van Nigtevecht (Nieuwstad) had een hooiberg en een hooizolder en zijn land lag in de Bloemendalerpolder (tussen Muiden en Weesp).

Een krantenknipsel uit 1929, over W. van Nigtevecht die 30 jaar organist is bij de Gereformeerde Kerk te Weesp.

Gemeente huis te Weesp

1867

Uitreksel uit Trouw Register :

Heden den drie en twintigsten Mei Achtienhonderd zeven en zestig zijn voor ons ondergetekende, ambtenaar vanden burgerlijkenstand der gemeente Weesp in het huis derzelve gemeente verschenen te einde een huwlijk aan te gaan Joost Cornelis van Nigtevecht, werkman, oud dertig jaren geboren en woonende te weesp, meerder jarige zoon van Cornelis van Nigtevecht veehouder woonende te Weesp en van Antje Spelt overleden en Gerretje Schippers zonder beroep vier en twintig jaar geboren en woonende te Weesp meerderjarige dochter van Jan Schippers veehouder en van Cornelia Portengen veehoudster woonende te Weesp. En hebben zij tot dat einde aan ons overlegd, vooreerst : de akten waaruit blijkt dat de huwelijks afkondigingen alhier zonder enige strubbelingen hebben plaats gehad. De geboorte akten der verloofden. De doop akten van den vader der bruid en de moeder der bruid hier tegenwoordig heeft ons verklaard in dit huwlijk toe te stemmen. Nog is aan ons voorgelegd een verklaring van vordering aan de Nationale Militie. waarna wij hun hebben afgevraagd of zij elkander aannamen tot echtgenoten en getrouwelijk al de pligten zullen vervullenwelke door de Wet aan de huwelijken staat verbondern zijn. het welk door hen uitdrukkelijk met ja beantwoord zijndehebben wij in naam der Wet uitspraak gedaan, dat zij door het huwelijk zijn vereenigd. In tegenwoordigheid van Willem Christiaan Waterman schippersknecht oud drie en twintig jaren wonende te Weesp behuwd broeder van den bruidegom. Willen de Haas melkboer oud zes en dertig jaren woonend te Amsterdam behuwd broeder van de bruid, Antonie Portengen boerenknecht oud een en dertig jaren en Jacob Prinsen boerenknecht oud drie en dertig jaren beide woonende te Weesperkarspel. En is hiervan opgemaakt deze akte welke na voorlezing door ons de comparanten en de getuigen is getekend.
In deze tijd waren schrijvers niet altijd overtuigt hoe je een naam moest schrijven. Soms wordt "Nigtevecht" als nigtevecht en soms als nichtevecht geschreven. Dit kwam zelfs voor in een en het zelfde document.

omhoog

Heren van Breskens


De schorren van Breskenszand werden in 1487 door keizer Maximiliaan van Oostenrijk in leen uitgegeven aan Philips, hertog van Kleef, om te bedijken.
Na de bedijking, die uiteindelijk pas in 1510 plaats vond, waren de hertogen van Kleef dus tevens Heer van Breskens.
Breskens lag in die tijd (gedeeltelijk) onder water na de oorlogsinnundaties aan het eind van de zestiende eeuw.
Nicolaes Cauwe, rekenmeester van Zeeland, wist in 1607 de heerlijkheid van de hertog in pacht te krijgen.
Hij wilde Breskens weer herdijken. De pacht gold voor 20 jaar, ingaande vanaf de herdijking, en omvatte de heerlijkheid met al zijn rechten en vrijheden.
Alleen de titel Heer van Breskens hoorde er niet bij. Een dergelijke pacht noemt men admodiatie en Nicolaes Cauwe werd derhalve admodiateur van Breskens.
Cauwe pachtte de heerlijkheid samen met Jan Jansen van Nichtevecht. Deze laatste is kennelijk al voor 1610 overleden en in zijn plaats vinden we dan Jacob de Craene.
Na het kinderloos overlijden van Johan Wilhelm, hertog van Kleef, brak er een successieoorlog uit tussen de diverse troonpretendenten, waaronder de keurvorsten van Brandenburg en die van de Rijnpalts.

In 1614 werd (bij het verdrag van Xanten) het bestuur van de Kleefse landen (voorlopig) toegewezen aan de keurvorst van Brandenburg, die de heerlijkheid tenminste tot 1690 in leen zou houden.
In 1745 blijkt de heerlijkheid in bezit gekomen te zijn van de keurvorst van de Rijnpalts.
Voor deze Duitse vorsten was een heerlijkheid als Breskens, bovendien gelegen in de Republiek der Verenigde Nederlanden, een kleinigheid.
Vandaar dat ze de heerlijkheid als een erfelijk onderleen uitgaven. Op deze manier kwam de heerlijkheid eerst aan de familie Sticke, en later aan de familie von Danckelman.
Na het uitsterven (in de rechte lijn) van deze laatste familie in 1745 werd de heerlijkheid verder rechtstreeks door de keurvorst (of liever zijn rentmeester).
bestuurd.

Nicolaes Cauwe, admodiateur van Breskens.
Op 6 okt. 1607 werd door Johan Wilhelm, hertog van Kleef, Gulik en Berg, de heerlijkheid Breskens verpacht aan Nicolaes Cauwe en Jan van Nichtevecht, voor 20 jaar, à f 1000 per jaar.
Het eerste jaar zou vervallen St Maarten 1609, of indien de heerlijkheid dan nog niet herdijkt zou zijn, het volgende jaar 1610.
Al in 1610 blijkt Jacob de Craene als admodiateur naast Nicolaes Cauwe voor te komen in plaats van Jan van Nichtevecht, die verder niet meer wordt genoemd.
Nicolaes Cauwe, die rekenmeester van Zeeland was, was de meest invloedrijke van de twee. Het is mogelijk, dat hij ook het grootste deel van de pacht droeg.

KLEINE MEDEDELINGEN

ADRIAAN BROUWER VERWOORD

Den XXVIIIen Aprilis 1645

Presentibus Schout, Jan Tack ende Claes Jansz Nichtevecht Schepenen inde Oostveen. Compareerden etc. Thomas Stoffelsz, gewesene schaepharder van Jacob Cornelis Mostert aende Martensdyck, out ontrent achthien Jaren, ende Jan Henrick Koeckoeck, schaepharder wonende int Biltsche Gerechte, out ontrent seventhien Jaren, ende verclaerden by solemnelen eede, hun by ons affgenomen ten versoecke van Thyman Lambertsz, wonende in t' Biltsche gerecht, warachtich te syn ende gesien te hebben, dat Cornelis Stael op Martensdyxe Kermis lestlyck tusschen Sonnendach ende Manendach s'nachts voor de herberge van Jan Tack eenen Jan Thymansz, die onder den lyne boom syn water maeckte, van achteren met een mes gesneden heeft, dat den voorn. Jan Thymansz daer op tegens Cornelis Stael voornt seyde, gy doet als een stuck schelms, waer na d'selve voort hant- gemeen syn geworden, als voor alle man gebleecken is. (Rijksarchief Utrecht, Rechterl. Archieven, nr. 830).

De Bilt

KLEINE MEDEDELINGEN

IN DER MINNE GESCHIKT

Den XXVIen May 1645.

Presentibus den E. Floris Uytten Enghe schout, Jacob Gysbertsz ende Claes Jansz Nichtevecht schepenen in den Oostveen. Compareerden etc. Joost Hermansz ter eenre ende Willem Splintersz ter andere syde, ende verclaerden dat, alsoo den voorn. Joost Hermansz op Willem Splintersz pretendeerde eenige actie, aengaende een peert, t'welck den voorn. Willem Splintersz van hem Joost Hermansz geleent, ende int ryden van de ploech een weynich bedorven hadde, dat sylieden daerenboven elcanderen wat hadden geiniurieert, daervan geschapen was eenige processen te sullen gemoveert worden, sy comparanten omme de voors. processen ende de oncosten van dien te eviteren, door tusschenspreken van twee onpartydige, by dese geaccordeert ende overcomen waren in manieren navolgende: Alse dat den voors. Joost Hermansz in extinctie van syne actie ende pretensie van t'voors peert genieten ende uyt handen van de voorn. Willem Splintersz ontfangen sall vyfthien gulden waerenboven den voors. Willem Splintersz betalen sal t'meesterloon, t'welck Dirck de smith aen t'voors paert ten desen dage toe verdient heeft, blyvende de verteringe by den Gerechte van Oostveen op huyden date deses gedaen ende oncosten over desen accoorde gevallen, tot parthyen gemeenen costen, ende t'gene t'selve peert vorders van meesteren costen sall tot laste van Joost Hermansz alleen. Waermede d'voors actie van t'peert ende de onderlinge iniurien by dese blyven gestilt ende geextin- gueert. Welcke voors. gedane iniurien parthyen elcanderen remitteren ende ver- geven by dese, consenterende ten wedersyden in t'gene voors. te worden gecon- demneert, ende hiervan een ofte meer acten verleent te worden, als by dese geschiet is.

(Rijksarchief Utrecht, Rechterl. Archieven nr. 830, folio 40).

De Bilt

omhoog

Een leuk verhaal.


De Scilly Eilanden, eilandjes vijftig kilometer ten westen van Land's End, het zuidwestelijke puntje van Engeland, waren omstreeks 1650 een zeeroversnest.
Onderandere leden de Nederlandse koopvaardijschepen onder deze piraterij.
De Staten-Generaal zonden admiraal Maarten Tromp naar de Scilly Eilanden om hier een eind aan te maken. Dit was Tromp wel toevertrouwd.
Tromp voer met een dozijn schepen naar de Scilly Eilanden en eiste geroofde koopvaardijschepen terug.
De piraten gaven zich over, de zeeroof scheen voorbij en de oorlog werd vergeten.
Ruim drie eeuwen later vond de voorzitter van de eilandenraad, Roy Duncan, het conflict in de archieven terug.
Hij zocht contact met de Nederlandse ambassadeur in Londen, jhr. mr. J.L.R. Huydecoper van Nigtevecht, en deed hem een vredesvoorstel.
Op 17 april 1986 kwam na 335 jaar een eind aan de oorlog tussen Nederland en de Scilly Eilanden.
Archief voor kerkelijke en wereldlijke geschiedenis van Nederland ..., Volume 3 Door Anthony Michael Cornelis Asch van Wijck

204 De stad Utrecht verzoekt aan de stad Weesp, op klagte van de onderzaten van Nigtevecht, om hen met geen vervolging in regten te bedreigen, ter zake van de Atels Sluyze, gelegen op Stichts land onder Nigtevecht, zijnde zij voortijds, ter dier zake aldaar in regten betrokken vrij gewezen. Waer zij toegehouden moegen wesen, alse die molen sluyse, daer die molen doer maelt ende die stenensluyse, om dat men nyet en begeert haer water op yemants anders lant gemalen wertt, willen zij gheerne als zij van outs plegen houden mer veerder offt anders en behoeren zij buyten beliefnisse ende consent van onsen g h van Vtrecht ende drie staten nyet te doen. In dien ghij ze oock voerder beswaeren souden willen dat souden wij soe wij best mit recht souden konnen ende moegen wederstaen.
Ged zaterd na S jinthonis 19 Jan 1521.
Minuten van Missiven bl 96 Archief der stad Utrecht

omhoog